Fayza Oum’Hamed

‘Hulpverleners kennenn de signalen niet’

Alleen al in Amsterdam leven ongeveer 300 ‘verborgen vrouwen’. Eén daarvan was Fayza Oum’Hamed. Zij schreef het boek De uitverkorene over hoe ze als 16-jarig meisje vanuit Berbergebied naar Nederland kwam om uitgehuwelijkt te worden. Jarenlang werd ze door haar man opgesloten en mishandeld. Welke boodschap heeft zij aan hulpverleners?

‘Ik was jaren opgesloten, ik sprak de taal heel slecht, de buitenwereld was een vreemde wereld voor me. Op een dag bereikte ik de grens van wat ik aankon. Ik had mijn zoontje naar school gebracht en liep langs de huisarts terug naar huis. Normaal gesproken ging ik daar alleen met mijn schoonmoeder heen. Toen, in een wanhopige poging te laten merken dat ik op was, levensmoe, ging ik ernaar binnen. Ik dacht dat de arts meteen in actie zou komen, dat hij zou zeggen: We gaan je helpen, je bent veilig. De arts zei in plaats daarvan: Wat kan ik voor je doen, wat verwacht je van mij?’

Dat doet een net meisje niet

‘Nu weet ik dat je in Nederland zelf initiatief moet nemen, je moet laten weten wat je wilt. Maar zo was ik niet opgevoed. Zeggen wat je wilt en wat je denkt, dat is brutaal, dat doet een net meisje niet. Ik zei dan ook niets bij de arts. Ik heb alleen maar gehuild en ben toen weer naar huis gegaan. Kort daarna ben ik van het balkon gesprongen. Ik wilde dood. Toen pas kwam er hulp. Van het ziekenhuis kwam ik met mijn kinderen in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Zo is het balletje gaan rollen.

Hoe anders had het gekund. Als een cliënt zo voor een arts verschijnt, dan moet hij of zij allereerst iemand inschakelen die kan helpen met de communicatie, zodat de arts weet wat er precies speelt. Als ik toen bij de huisarts een tolk had gehad, dan had ik ja gezegd tegen de voorstellen die hij deed. Nu was ik bang dat hij mijn man zou bellen en dat het probleem alleen maar groter zou worden.’

Toekomstige mannen en vrouwen

‘Ik neem de arts niets kwalijk. Hulpverleners kennen de signalen niet. Waar ze op kunnen letten is of een vrouw wel eens alleen is. Ik was bijna nooit alleen. Ook als de kraamverzorgster me hielp, was er altijd iemand bij. Ook had ik geen mobiele telefoon, geen bankpasje of eigen geld. Dat zijn allemaal signalen. Verder kunnen hulpverleners op de lichaamstaal letten. Ik was heel bang, durfde mensen niet aan te kijken. Verder had ik last van ernstige eczeem en benauwdheid door de stress en angsten.

Nu gaat het goed met mij en mijn kinderen, veel beter dan ik ooit had durven dromen. Maar ik ben beschadigd voor het leven. Daarom heb ik mijn boek geschreven. Het is belangrijk dat mensen weten dat dit gebeurt. Niet alleen voor de verborgen vrouwen zelf, maar ook voor hun kinderen. Dat zijn onze toekomstige mannen en vrouwen. Als die al zo beschadigd raken, wat kan je dan van ze verwachten?’


Terug naar het project of project overzicht